vrijdag 11 mei 2007

Welke oorlog?




Ik heb het deze keer toch gevraagd aan iemand.
Een paar dagen geleden hadden Elaine en Gretchen, me even apart genomen. Ze waren er achter gekomen dat George zich had opgegeven voor de optional tour naar Flanders Fields, maar geen van hen ging daar naartoe. Of ik een extra oogje in het zeil wilde houden?
Ook John – een single passagier – zou op George letten.

John is ook wel grappig. In het begin vond ik het een beetje een rare snuiter, maar hij is best aardig. In Gouda had mijn rode paraplu het toch begeven en had ik in de Hema een nieuwe gekocht, een groene omdat ik geen rode vond.
Op de Grote Markt in Brussel kwam hij plots naar me toe, “hier, een nieuwe voor je” en hij gaf me een nieuwe (rode) paraplu.

Wij op naar Flanders Fields. Twee bussen deze keer, Dewi ging met de andere bus. Het is inderdaad een stuk minder indrukwekkend de tweede keer. Het museum, een (nagebouwde) loopgraaf, de ontelbare klein kerkhofjes onderweg. Alleen Tyne Cod doet je naar adem happen.
En de Last Post blijft beklijven (en klonk inderdaad gelukkig beter dan Heimo Hauf)
George kwam naar me toe in de souvenirshop van het museum. “Do you know why this is so important to me?” “No, tell me.” “I am a disabled war veteran” zei hij. “Which war?” (daar heb je hem dan) “Vietnam”
Arme George.

De laatste dagen is hij echter helemaal open gebloeid. In het begin was hij stil, afzijdig, triest, maar nu loopt hij af en toe zelfs te lachen, hij praat met mensen, ook met mij, en hij zit duidelijk lekker in zijn vel. Soms doet hij me een klein beetje aan Ricky denken, iets minder druk maar even lief J

Tegen 22h15 waren we terug in het hotel. Elaine, Gretchen en Joan zaten vol verwachting in de lobby. “How´s George, where´s George, how did it go with George?”
Ze waren blij hem weer te zien, en na een innige begroeting sjokte hij gewillig achter ze aan, richting lift.
Het was een lange dag geweest.

Geen opmerkingen: