maandag 2 februari 2015

Spraakverwarring

Ik reed met tram 24 van de Zoo terug naar huis en luid steunend en zuchtend nam een jong meisje op de lege stoel achter me plaats.
Ze tikte een nummer in op haar mobiele telefoon.
"Ja maar schat, wa gebeurde er nu ineens? Ge viel weg.
Oeh, ge zijt aant rijden. Vroeger van uw werk vertrokken? Ja maar, zo erg ist allemaal niet hoor. Nee, ik heb een beetje zeer, maar voor de rest alles OK.
Doe maar rustig, ik ga ons Nora wel vant school halen. Da haalde gij ni meer.

Wa? Gij zit op de autostrade en rijdt 140 int uur? Zijde gij zot?
Jamaar nee, ik zeg u toch dat het ni erg is, het gaat al een stuk beter zelfs. Ik voelde mij alleen efkes zo zielig, en ik panikeerde een beetje, en wou u gewoon efkes zeggen dat ik gevallen was.

Watte? Bevallen? Maar nee gij, ik ben ni bevallen, ik ben gevallen. GE-vallen.
Ik ga toch ni op een bus bevallen?
Rijd nu maar rustig, ik ben bekan aant school van ons Nora'ke, en dan kom ik direct naar huis.
Dan kunde gij mijn knie ontsmetten"

Ik wierp bij het uitstappen een blik op haar lichte bolle buik, waar ze haar klein handje troostend op gelegd had.

Die blijft er nog wel even inzitten.